Merimose, gehuld in een lange nauwsluitende mantel zit op een smalle rechthoekige zetel met een rugleuning die overgaat in een beschreven rugpijler. Hij draagt een pruik die op de schouders valt en een brede halskraag. Zijn boven- en onderarmen worden gesierd door talrijke armbanden. Terwijl zijn rechterhand plat op zijn dij ligt, houdt zijn gebalde linkerhand een stuk stof vast. Ondanks de beschadigingen wekt het gezicht een levendige en persoonlijke indruk. Op de voorkant van de mantel, de rugpijler en de zijwanden van de troon zijn teksten gegraveerd die ons de naam en de titel van de persoon geven. Meri-mose was de bezitter van het graf 383 in de Thebaanse necropool.
Een offer dat de koning geeft aan Wepwawet van Opper- Egypte, de macht van beide landen, voor de koningszoon Meri-mose... Wepwawet van Opper Egypte, de macht van beide landen, Meri-mutef en Ipoeït, dame van Chaït. Moge zij geven leven en genegenheid in de gunst (?) ... door het doen van voortreffelijke ... die met kostbaarheden komt, (die binnengaat in het paleis) en daar uitkomt in gunst (?) ... het einde van het (leven) in (... dank) voor de gunst (van Amon) voor de Ka van de koningszoon ... koninklijke schrijver, waaierdrager aan de rechterkant van de koning, de oudste in de hal, Meri-mose (gerechtvaardigd).
Bibliografie
Jaros-Deckert, B., Statuen des Mittleren Reichs und der 18. Dynastie. Corpus Antiquitatum Aegyptiacarum (CAA) 1 (1987) 92-98; vgl. Corpus Antiquitatum Aegyptiacarum (CAA) 6 (1990) 118; Corpus Antiquitatum Aegyptiacarum (CAA) 9 (1992) 56.
Satzinger, H., Ägyptische Kunst in Wien (Wien 1980), 28-30.
Seipel, W. (ed.), Götter Menschen Pharaonen, Speyer (1993) = Dioses, Hombres, Faraones, Ciudad de México (1993) = Das Vermächtnis der Pharaonen, Zürich (1994), Nr. 86.
Satzinger, H., Ägyptisch-Orientalische Sammlung Kunsthistorisches Museum Wien (museum), Braunschweig (Verlag Westermann), 1987, 48.