Rechts op het blok is een man afgebeeld die op de linkerknie knielt voor de jakhalsgod Anoebis, die links op zijn karakteristieke schrijn ligt. De man, blijkens het bijschrift de schrijver Ta, draagt een lange tuniek en een lange rok met geplisseerde voorschoot, zijn hoofd is kaal. Hij heft zijn handen in aanbidding op. Anoebis draagt een soort halsband met linten of een smalle sjaal om de nek. Boven zijn rug is een Horus-oog afgebeeld. Tussen de twee figuren in staat een offervaas in een bekken en een boeket van lotusplanten (bloem, knop en blad). Boven de scène staan bijschriften. De afbeeldingen zijn zorgvuldig uitgevoerd in laagreliëf.
Anoebis, die op zijn berg is, heer van de necropolis, de grote god, heer van Rosetau (de Memphitische necropolis).
Het geven van aanbidding aan de ka van Anoebis, de heer van de balseming, de voorste van de godstent (balsemingstent), heer van het land (om) in en uit te gaan in de necropolis, (om) te transformeren in een benoe- vogel, voor de ka van