Term waarmee verwezen wordt naar de zogeheten 'Koning van Opper-Egypte en Neder-Egypte'-naam, de troonnaam van de koning, een van de vier namen die hij bij zijn kroning aannam (de andere drie zijn de Horusnaam, de Twee Vrouwennaam en de Goudhorusnaam). 'Prenomen' en 'nomen' (of geboortenaam) zijn de enige namen die in een cartouche werden geschreven; daarvan is de 'prenomen' in opsommingen traditioneel de voorlaatste. Uit de gekozen naam valt vaak iets op te maken over de ideologie of regeringsplannen van de koning. Misschien daarom was dit voor de Egyptenaren de belangrijkste naam; wij kennen de meeste koningen echter het best bij hun 'nomen'. Nebmaatre, Nebcheperure of Wesermaatre zijn voor ons minder sprekend dan Amenhotep, Toetanchamon of Ramses. De 'prenomen' wordt traditioneel voorafgegaan door de tekens van de wapenplant van Opper-Egypte en de bij van Neder-Egypte en het is daarom dat de titel meestal wordt vertaald met 'Koning van Opper-Egypte en Neder-Egypte'. Men heeft echter ook wel voorgesteld dat met de plant ('sut') verwezen wordt naar de onveranderlijke goddelijke koning, terwijl de bij ('bit') staat voor de sterfelijke individuele houder van het koningschap. Iedere koning combineert in zijn persoon het goddelijke en het sterfelijke, zoals ook de levende koning Horus op aarde is en de dode koning Osiris. Een vroege vorm van de titel wordt voor het eerst gebruikt in de 1e dynastie (koning Den). De prenomen staat in een cartouche vanaf de regering van Hoeni (3e dynastie).