English
Français
Deutsch
Nederlands
Italiano
Espagnol
Portuguese
Arabic
English
|
Français
|
Deutsch
|
Nederlands
|
Italiano
|
Espagnol
|
Portuguese
|
Arabic
|
Alle
Abbildungen
Allgemein
Eigenschaften
Datierung
Handlungsträger
Textdaten
Referenz
Standort
Internationale Inventarnummer
Inventarnummer
Bezeichnung
Übersetzung:
D
E
F
G
I
P
S
A
Gattung
Typologie
Beschreibung
Der auf den Hinterbeinen aufgerichtete Mantelpavian ist in seiner wuchtigen Plastizität summarisch gestaltet. Dies steht natürlich in Einklang mit dem Charakter des spröden Materials Granit. Die Vorderbeine sind aufgerichtet, die "Unterarme" sind entsprechend dem ägyptischen Gestus der Anbetung nach oben gerichtet. Vor dem mächtigen Tier steht eine kleine Gestalt in Königstracht, sie hat nur etwa drei Fünftel seiner Höhe. Den Kopf bedeckt das Kopftuch, den Nemes. Der König trägt den charakteristischen kurzen Schurz mit dem weit vorgestreckten dreieckigen Vorderteil. Der Oberkörper ist nackt. Der König nimmt mit den vorn flach auf dem Schurz aufliegenden Händen eine kanonische kultische Haltung ein, die als "den Gott viermal anbeten" bezeichnet wird. Der Pavian hat in der theologischen Ikonographie viele Bedeutungen. Neben seiner Natur als Erscheinungsform von Thoth, dem Gott von Hermopolis, dem Schreiber der Götter, dem Patron von Wissenschaft und Beamtentum, ist seine Beziehung zum Sonnengott am wichtigsten. In der Bildsymbolik der ägyptischen Religion bedeutet der Pavian mit erhobenen Händen soviel wie die Anbetung der Sonne bei ihrem Aufgang. Das hat seinen Grund in einer Naturbeobachtung. Wenn die Mantelpaviane am frühen Morgen ihre Schlafplätze verlassen, gebärden sie sich in der Herde äußerst lebhaft und laut. Der auf Bildsprache ausgerichtete Sinn des Ägypters machte daraus ein Begrüßen der aufgehenden Sonne. Die Sonne ist das große Bild des Werdens und Vergehens, wobei das Werden nicht möglich ist ohne das Vergehen und das Vergehen nicht ohne das Werden. Dazu kommt die Vorstellung von der Nachtfahrt der Sonne durch die Unterwelt: wenn sie auf Erden untergeht, geht sie in der Unterwelt auf. Sie durchzieht sie während der Nacht. Wenn sie die Unterwelt verläßt, geht sie auf Erden auf. Auf- und Untergang sind die kritischen Punkte des Sonnenlaufes, der Übergang von einer Welt in die andere, soviel wie Geburt und Tod, der zugleich Wiedergeburt ist. Der Sonnengott bedarf da der ganzen Loyalität seiner Equipe von Göttern und König. Es ist in der Tat von höchstem Verdienst, wenn sich der Pharao in den Dienst dieser Sache stellt, wenn er gleich den "Sonnenaffen" bei diesen kritischen Momenten dem Gott assistiert. Das ist der Sinn und Inhalt dieser Skulptur. Die Herkunft der Gruppe ist unbekannt. Aus ihrem Charakter möchte man schließen, daß sie von einem Sonnenheiligtum stammt, einer Einrichtung, die man von mehreren Tempeln des Neuen Reiches kennt. Statuen von "Sonnenpavianen" sind ferner von der Basis der großen Obelisken bekannt wie am Eingang des Luxor-Tempels: auch der Obelisk ist ein Element des Sonnenkultes. Ursprünglich waren es wohl zwei oder eher noch vier Paviane: tatsächlich ist eine zweite, ganz ähnliche Gruppe bekannt (Berlin), bei der aber der Paviankopf modern ergänzt ist. Die Gruppe stammt sicher aus dem Neuen Reich. Bei der Wiener Gruppe ist auf der Brust des Königs ganz flüchtig ein Königsname graviert, er läßt sich aber nicht sicher lesen, und die Gravierung ist wohl auch nicht ursprünglich. Aus Stil, Haltung und Tracht der Königsfigur kommt die Zeit Amenophis' III. in Frage.
Übersetzung:
D
E
F
G
I
P
S
A
De op de achterpoten opgerichte baviaan is in zijn massive plasiciteit zeer summier gevormd. Dit is te wijten aan het karakter van het graniet. De voorpoten zijn opgeheven in de Egyptische houding van aanbidding. Voor het dier staat een kleine figuur in koninklijke klederdracht. Hij draagt de nemes en de kenmerkende korte schort, met een wijd vooruitstekend driehoekig gedeelte. Het bovenlichaam is naakt. De koning houdt de handen vlak op zijn schort wat de canonieke cultische houding is voor wat men noemt "de god viermaal aanbidden". De baviaan heeft in de theologische iconografie vele betekenissen. Hij is een verschijningsvorm van de god Thoth van Hermopolis, de schrijver van de goden, de patroon van de wetenschappen en van de ambtenarij. Maar ook zijn relatie met de zonnegod is belangrijk. In de beeldsymboliek van de Egyptische godsdienst verwijst de baviaan met opgeheven handen naar de aanbidding van de zonnegod bij zijn opgang. Dit komt voort uit de observatie van de natuur. Wanneer de bavianen 's morgens vroeg hun slaapplaats verlaten, gedragen ze zich erg levendig en luidruchtig. De op beeldspraak gerichte Egyptenaren leidden daaruit af dat ze de opgaande zon begroetten. <BR>De zon is het belangrijkste beeld van worden en vergaan waarbij het worden niet mogelijk is zonder het vergaan en het vergaan niet zonder het worden. Daaruit komt de voorstelling van de nachtvaart van de zonnegod door de onderwereld: wanneer hij in de aarde ondergaat, komt hij op in de onderwereld, die hij doorkruist tijdens de nacht. Wanneer hij de onderwereld verlaat, gaat hij op aarde op. Opkomst en ondergang zijn de kritische momenten van de zonnecyclus, de overgang van de ene wereld naar de andere, zoals geboorte en dood, die tegelijkertijd wedergeboorte is. De zonnegod rekent dan op de steun en trouw van zijn goddelijke gevolg en van de koning. Het is een grote verdienste van de koning om net als de "zonne-apen" de god te helpen in dit kritisch moment. Dit is de zin en de inhoud van dit beeld. <BR>De oorsprong van het beeld is onbekend. De betekenis van het beeld doet vermoeden dat het uit een zonneheiligdom komt, dat in vele tempels van het Nieuwe Rijk voorkomt. "Zonnebavianen" komen ook voor op de basis van obelisken, zoals aan de ingang van de Loeksortempel. Ook de obelisk is een zonnesymbool. Oorspronkelijk waren er twee of misschien wel vier bavianen, want een gelijkaardige groep bevindt zich in Berlijn waar de baviaankop echter een moderne restauratie is. De groep stamt zeker uit het Nieuwe Rijk. Bij de Weense groep is op de borst van de koning vluchtig een cartouche gegraveerd die echter onleesbaar is. Het betreft hier echter een latere bijvoeging. De stijl, houding en klederdracht van de koningsfiguur suggereren de periode van Amenhotep III.
The baboon standing on its hind legs gives the impression of a massive figure thanks to its crude modelling. This is because of the unwieldy nature of the granite of which it is made. The front paws of the animal are raised in the Egyptian gesture of adoration. A smaller human figure in royal costume has been added in front of this mighty animal, measuring only about three-fifths of the height of the baboon. The head is covered with the royal headcloth (nemes), and the king is wearing the characteristic kilt with the triangular apron. The upper body is bare. With his hands placed flat on the apron, the king is assuming the ritual posture known as "praising the god four times". The baboon has many meanings in religious iconography. The animal is principally known as a manifestation of Thoth, the god of Hermopolis, scribe of the gods, the patron of scholarship and administration. In addition, the animal's most important role is that which links it to the sun god. With its arms raised, the baboon refers to the adoration of the sun at its rising. The origins of this traditionally lie in an observation of nature. When baboons leave their nocturnal resting place in the morning, the troop makes agitated gestures and a lot of noise. The Egyptian sense of metaphor turned this into a greeting for the rising sun.<BR>The sun is the archetypal image of generation and regeneration, neither of which is conceivable without the other. This concept is enriched by the image of the nocturnal course of the sun though the Netherworld, which equates sunset on earth with sunrise in the Netherworld. The sun traverses the Netherworld at night until it rises again on earth. Sunrise and sunset are critical points within the sun's course; they lead from one world into the other, just like death, which at the same time is a new birth. At these liminal points the sun god needs the full support and loyalty of his divine crew and of the king. Indeed, assisting the god in this situation is an important role performed by the pharaoh, who joins the "solar baboons" at these critical moments. This sums up the purpose and the meaning of this sculpture.<BR>The origin of the piece is unknown. Its content suggests an origin within a solar shrine, several of which were attached to temples of the New Kingdom. Statues of "solar baboons" are also known from the bases of obelisks, such as those at the entrance to the Luxor temple, because the obelisk is also part of solar imagery. Originally there may have been two or, more likely, four baboons in such groups. A statue group similar to the Viennese one is now in the Berlin museum, but there the baboon's head has been restored in modern times. The Berlin statue certainly dates to the New Kingdom, and it may perhaps belong to the same series as the Viennese piece. The latter bears a royal name on the chest of the king but this is illegible and may also be a secondary addition. Judging by the style, posture, and costume of the royal figure, a date in the reign of Amenhotep III is likely.
Le babouin se dressant sur les pattes arrières est plastiquement très sommaire. Cela est dû à l'usage du granit. Les pattes avant sont érigées en attitude d'adoration. Devant l'animal il y a un petit personnage en habits royaux. Il porte le nemes et le pagne court typique avec la large partie triangulaire proéminente. Le torse est nu. Le roi tient les mains à plat sur le pagne, maintien canonique quand on adore "quatre fois" le dieu. Le babouin a beaucoup de significations dans l'iconographie religieuse. Il est la forme apparente du dieu Thoth d'Hermopolis le scribe des dieux, le patron des sciences et de la bureaucratie. Mais sa relation avec le dieu solaire est aussi importante. Dans la symbolique de la religion égyptienne le babouin aux mains levées marque l'adoration du dieu solaire à son lever. Cela résulte de l'observation de la nature. Quand, au matin, les babouins quittent leur lit, ils sont pleins de vie et très bruyants. Les Egyptiens en déduisaient qu'ils adoraient le soleil. <BR>Le soleil est l'image la plus importante de la naissance et de la mort. La naissance n'est pas possible sans la mort ni la mort sans la naissance. De là, la représentation de la course nocturne du dieu solaire dans les ténèbres: quand il entre dans la terre, il se lève dans le monde souterrain qu'il traverse la nuit. Quand il quitte ce monde souterrain, il se lève sur terre. Le lever et le coucher sont les moments cruciaux du cycle solaire, le passage d'un monde à l'autre, tout comme la naissance et la mort, qui est en même temps une renaissance. Le dieu solaire compte, à ce moment là, sur la fidélité de tous les dieux et du roi. Pour le roi c'est un grand mérite d'aider le dieu en ce moment critique, tout comme les singes solaires. Ceci est le sens et le contenu de cette image. <BR>L'origine de cette statue est inconnue. Le sens de cette image suggère qu'elle provient d'un sanctuaire solaire que l'on retrouve dans pas mal de temples du Nouvel Empire. "Des babouins solaires" sont également représentés sur la base d'obélisques comme à l'entrée du temple de Louxor. L'obélisque est aussi un symbole solaire. A l'origine il y avait deux et peut-être même quatre babouins car un groupe similaire se trouve à Berlin où toutefois la tête du babouin est une restauration moderne. Le groupe date sûrement du Nouvel Empire. Sur le groupe viennois, un cartouche illisible a été gravé en vitesse sur la poitrine du roi. Il s'agit ici d'une addition plus tardive. Le style, l'attitude, le costume de la figure royale suggèrent toutefois la période d'Amenhotep III.
Questo babbuino che si drizza sulle zampe posteriori è modellato in modo molto sommario. Questo è dovuto alla natura del materiale usato, il granito. Le zampe anteriori sono sollevate in gesto di adorazione. Dinanzi al possente animale si trova una piccola figura in abito regale, la cui altezza corrisponde ai tre quinti di quella del babbuino. Egli porta il copricapo-nemes e il caratteristico gonnellino con la parte anteriore triangolare protuberante. Il torso è nudo. Il re assume, con le mani aperte che poggiano sul davanti del gonnellino, una posizione cultuale canonica che viene designata come "adorare il dio quattro volte". Il babbuino riveste numerosi significati nell'iconografia religiosa. Esso è la forma di apparizione di Thot, il dio di Ermopoli, lo scriba del dio, il patrono della scienza e della burocrazia, ma di estrema importanza è soprattutto la sua relazione con il dio del sole. Nella simbologia figurativa della religione egizia il babbuino con le zampe sollevate simboleggia l'adorazione del sole nel momento in cui esso sorge. Ciò ha origine dall'osservazione della natura. Di mattina presto quando i babbuini lasciano in branco il loro giaciglio notturno, sono estremamente vivaci e rumorosi. Gli Egiziani interpetavano ciò come un saluto al sole nascente. <BR>Il sole è il grande simbolo della nascita e della morte; la nascita non è possibile senza la morte e la morte senza la nascita. A questo si riferisce la rappresentazione del viaggio notturno del sole attraverso l'aldilà: quando esso tramonta sulla Terra, sorge nell'Aldilà, che attraversa durante la notte. Quando esso lascia l'Aldilà, sorge sulla Terra. Il sorgere e il tramontare del sole costituiscono i momenti cruciali del corso del sole, il passaggio da un mondo all'altro, così come la nascita e la morte, che è pari a una rinascita. Il dio del sole conta in quel momento della totale fedeltà di tutti gli dei e del re. Per il re è infatti di grande merito se assiste il dio in questo momento cruciale, come fanno le "scimmie solari". Questo è il senso e il contenuto di questa scultura. <BR>La provenienza di questa statua è sconosciuta. A giudicare dal suo carattere si direbbe che provenga da un santuario solare, una fondazione che è nota in numerosi templi del Nuovo Regno. Statue di "babbuini solari" sono inoltre attestate sulle basi di grossi obelischi come quelli dell'entrata del tempio di Luxor; anche l'obelisco è un elemento del culto solare. Originariamente vi erano due o forse anche quattro babbuini, poiché è noto un secondo gruppo del tutto simile a questo (Berlino, Museumsinsel), in cui tuttavia la testa del babbuino è un rifacimento moderno. Questo gruppo risale sicuramente al Nuovo Regno. Sul gruppo di Vienna si trova inciso frettolosamente, sul petto del re, un cartiglio regale, il cui <!---->nome non è tuttavia leggibile, e probabilmente nemmeno originale. In ogni caso, lo stile, il portamento e la foggia degli indumenti suggeiscono il periodo di Amenofi III.
O babuíno está sobre as patas traseiras dando a impressão de ser uma figura enorme graças ao modo grosseiro como está representado. Tal deve-se ao facto do tipo de granito pouco maleável em que foi feito. As patas da frente estão erguidas com os braços estendidos no típico gesto egípcio de adoração. Uma figura humana mais pequena em trajes reais foi adicionada em frente deste animal poderoso, medindo apenas três quartos da altura do babuíno. A cabeça está coberta com um toucado real "nemes" (nemsit), e o faraó traja o típico saiote com avental triangular. A parte superior do corpo está nua. Com as mãos colocadas sobre o avental, o faraó assume a postura ritual conhecida como "louvando o deus quatro vezes". O babuíno tem muitos significados na iconografia religiosa, sendo conhecido principalmente como a manifestação de Tot, deus de Hermópolis, escriba dos deuses, patrono dos escribas e dos funcionários da administração. <!---->Além disso, o papel mais importante deste animal é na sua ligação com o deus solar. Com os braços erguidos, o babuíno saúda o nascer do sol. As origens de tal gesto residem na mera observação da natureza: quando os babuínos deixam o seu local de repouso pela alvorada, fazem gestos agitados e muito barulho. O sentido egípcio de metáfora tornou tal gritaria num cumprimento ao sol.<BR>O sol é o arquétipo da imagem de geração e de regeneração, inconcebíveis um sem o outro. Este conceito é enriquecido pela imagem do percurso nocturno do sol através do mundo dos mortos, o que equivale ao pôr-do-sol na terra com o nascer do sol no outro mundo. O sol atravessa então o mundo dos mortos até nascer outra vez na terra. O nascer e o pôr do sol são pontos críticos no percurso solar; guiam o sol de um mundo para outro, tal como a morte do homem é o mesmo que renascer. Nestes pontos limítrofes o deus solar necessita do total apoio e lealdade da sua equipagem divina na barca solar e também do rei. Na verdade, assistir o deus nesta situação é um papel importante desempenhado pelo faraó, que se junta aos "babuínos solares" nestes momentos críticos. É isto que define o significado e propósito desta escultura. <BR>A origem desta peça é desconhecida. O seu conteúdo sugere um santuário solar, muitos dos quais estavam perto dos templos do Império Novo. Estátuas dos "babuínos solares" são também conhecidas como bases de obeliscos, tais como os que se encontram à entrada do templo de Lucsor, porque o obelisco faz também parte da imagética solar. Inicialmente terão havido dois ou, mais provavelmente, quatro babuínos neste grupo. Uma estátua de grupo semelhante à de Viena está agora no Museu de Berlim, mas a cabeça do babuíno foi restaurada em tempos recentes. A estátua de Berlim data certamente do Império Novo, e talvez pertença à mesma série que a peça de Viena. Esta última tem o <!---->nome real no peito do rei mas está ilegível, para <!---->além de que pode bem ser um acrescento posterior. A julgar pelo estilo, postura e trajes da figura real, é provável que date do reinado de Amen-hotep III.
El babuino alzándose sobre sus patas traseras es plásticamente muy esquemático. Esto se debe al empleo del granito. Las patas delanteras están alzadas en actitud de adoración. Delante del animal hay un pequeño personaje con vestimenta real. Lleva el nemes y el típico faldellín corto con la ancha y prominente parte triangular. El torso está desnudo. El rey tiene las manos extendidas sobre el taparrabo, postura típica cuando se adora "cuatro veces" al dios. El babuino tiene muchos significados en la iconografía religiosa. Es la forma aparente del dios Thot de Hermópolis, el escriba de los dioses, el patrón de las ciencias y la burocracia; pero su relación con el dios solar también es importante. En la simbología de la religión egipcia, el babuino con las manos alzadas representa la adoración al dios solar cuando amanece. Esta identificación procede de la observación de la naturaleza, pues cuando los babuinos abandonan sus lechos al amanecer están llenos de vida y son muy ruidosos. Los egipcios dedujeron de ello que adoraban al sol. El sol es la imagen más importante del nacimiento y de la muerte. El nacimiento no es posible sin la muerte, ni la muerte sin el nacimiento. De ahí la representación del recorrido nocturno del dios sol en las tinieblas: cuando entra en la tierra, amanece en el mundo subterráneo, que atraviesa durante la noche. Cuando abandona este mundo subterráneo, amanece sobre la tierra. El amanecer y el anochecer son los momentos cruciales del ciclo solar, el paso de un mundo al otro, igual que el nacimiento y la muerte, que es al mismo tiempo un renacimiento. El dios solar cuenta, en ese momento, con la fidelidad de todos los dioses y del rey. Para el rey es un gran mérito ayudar al dios en ese momento crítico, al igual que hacen los simios solares. Este es el significado y el contenido de esta imagen.<BR>El origen de esta estatua es desconocido. Su significado sugiere que proviene de un santuario solar que encontramos en muchos templos del Imperio Nuevo. "Babuinos solares" también aparecen representados en la base de obeliscos como el de la entrada del templo de Luxor. El obelisco también es un símbolo solar. Originalmente había dos y puede que incluso cuatro babuinos, puesto que hay un grupo similar en Berlín en donde, sin embargo, la cabeza del babuino es una restauración moderna. El conjunto data seguramente del Imperio Nuevo. Un cartucho ilegible se grabó descuidadamente sobre el pecho del rey en el conjunto de Viena; se trata de un añadido posterior. El estilo, la actitud y el vestido del rey sugieren el período de Amenofis III.
The baboon standing on its hind legs gives the impression of a massive figure thanks to its crude modelling. This is because of the unwieldy nature of the granite of which it is made. The front paws of the animal are raised in the Egyptian gesture of adoration. A smaller human figure in royal costume has been added in front of this mighty animal, measuring only about three-fifths of the height of the baboon. The head is covered with the royal headcloth (nemes), and the king is wearing the characteristic kilt with the triangular apron. The upper body is bare. With his hands placed flat on the apron, the king is assuming the ritual posture known as "praising the god four times". The baboon has many meanings in religious iconography. The animal is principally known as a manifestation of Thoth, the god of Hermopolis, scribe of the gods, the patron of scholarship and administration. In addition, the animal's most important role is that which links it to the sun god. With its arms raised, the baboon refers to the adoration of the sun at its rising. The origins of this traditionally lie in an observation of nature. When baboons leave their nocturnal resting place in the morning, the troop makes agitated gestures and a lot of noise. The Egyptian sense of metaphor turned this into a greeting for the rising sun.<BR>The sun is the archetypal image of generation and regeneration, neither of which is conceivable without the other. This concept is enriched by the image of the nocturnal course of the sun though the Netherworld, which equates sunset on earth with sunrise in the Netherworld. The sun traverses the Netherworld at night until it rises again on earth. Sunrise and sunset are critical points within the sun's course; they lead from one world into the other, just like death, which at the same time is a new birth. At these liminal points the sun god needs the full support and loyalty of his divine crew and of the king. Indeed, assisting the god in this situation is an important role performed by the pharaoh, who joins the "solar baboons" at these critical moments. This sums up the purpose and the meaning of this sculpture.<BR>The origin of the piece is unknown. Its content suggests an origin within a solar shrine, several of which were attached to temples of the New Kingdom. Statues of "solar baboons" are also known from the bases of obelisks, such as those at the entrance to the Luxor temple, because the obelisk is also part of solar imagery. Originally there may have been two or, more likely, four baboons in such groups. A statue group similar to the Viennese one is now in the Berlin museum, but there the baboon's head has been restored in modern times. The Berlin statue certainly dates to the New Kingdom, and it may perhaps belong to the same series as the Viennese piece. The latter bears a royal name on the chest of the king but this is illegible and may also be a secondary addition. Judging by the style, posture, and costume of the royal figure, a date in the reign of Amenhotep III is likely.
Fundort
Herkunft
Material
Technik
Erhaltungszustand
Farben
Höhe
(cm)
Breite
(cm)
Länge
(cm)
Tiefe
(cm)
Durchmesser
(cm)
Gewicht
(grs)
Datierung
Datierung (Freier Text)
Daterierungskriterien
Götter
Könige
Personen
Schrift
Sprache
Textgattun
Textinhalt
Beschriftungstechnik
Erhaltungszustand des Textes
Hieroglyphen
Umschrift
Übersetzung
Übersetzung:
D
E
F
G
I
P
S
A
Erwerb
Jahr des Erwerbs
Geschichte des objektes
1878 aus der Sammlung Miramar Nr. 633 übernommen.
Damit in verbinding stehende objekte
Fotografische Referenzen
Bearbeiter des dokuments
Datum der ersten computerregistrierung
Datum der letzten Aktualisierung
Bibliographie
Jaros-Deckert, B., Statuen des Mittleren Reichs und der 18. Dynastie. Corpus Antiquitatum Aegyptiacarum (CAA) Wien 1 (1987) 132-138. Reinisch, S., Die aegyptischen Denkmaeler in Miramar (Wien 1865) 243; Nr. 59. Übersicht der kunsthistorischen Sammlungen II. Katalog: "5000 Jahre Ägyptische Kunst", Zürich, Essen, Stockholm, Wien (1961), Nr. 167, Nr. 112, Nr. 96, Nr. 116. Seipel, W. (ed.), Gott Mensch Pharao (1992). Seipel, W. (ed.), Götter Menschen Pharaonen, Speyer (1993) = Dioses, Hombres, Faraones, Ciudad de México (1993) = Das Vermächtnis der Pharaonen, Zürich (1994). Kunsthistorisches Museum (KHM). Führer durch die Sammlungen. Wien. 1988. Satzinger, H., Ägyptisch-Orientalische Sammlung Kunsthistorisches Museum Wien (museum), Braunschweig (Verlag Westermann), 1987. Satzinger, H., Das Kunsthistorische Museum in Wien. Die Ägyptisch-Orientalische Sammlung. Zaberns Bildbände zur Archäologie 14. Mainz. 1994.
Algemeiner Kommentar
Material: Rosengranit. Kommentar des Textes: Lesung nicht sicher.
Abbildungen
Attachments
