Beeldjes van naakte vrouwen werden in de Egyptische cultuur al sinds de Naqada periode in graven meegegeven. Deze gewoonte is in de daaropvolgende dynastieke perioden voor lange tijd in onbruik geraakt, om in het Nieuwe Rijk opnieuw te worden gepopulariseerd. Deze Nieuwerijks beeldjes werden meestal liggend en naakt op een bed afgebeeld. Dit exemplaar vertoont het typische opstaande voeteneind van de Egyptische bedden. De vrouw is frontaal weergegeven en aan weerszijden zijn palmtakken zichtbaar. Aan haar linkerkant staat een kind en rechts een spiegel. De naam 'dodenbruid' is misschien onterecht. Het werd vroeger geïnterpreteerd als zijnde een object met uitsluitend seksuele aspecten waarbij de (mannelijke) dode in staat zou zijn om na de dood zijn lusten te bevredigen. Echter, deze beeldjes zijn ook in vrouwengraven, woonhuizen en tempels gevonden. De verschillende vondstlocaties en de secundaire attributen op het object (de palmtakken, het kind en de spiegel), suggereren een magische verering van de vruchtbaarheid en regeneratie.