English
Français
Deutsch
Nederlands
Italiano
Espagnol
Portuguese
Arabic
English
|
Français
|
Deutsch
|
Nederlands
|
Italiano
|
Espagnol
|
Portuguese
|
Arabic
|
Alle
Abbildungen
Allgemein
Eigenschaften
Datierung
Handlungsträger
Textdaten
Referenz
Standort
Internationale Inventarnummer
Inventarnummer
Bezeichnung
Übersetzung:
D
E
F
G
I
P
S
A
Gattung
Typologie
Beschreibung
Der Sarkophag des Nes-Schu-Tefnut [Esschutfêne] hat eine Kompromißform zwischen Haussarg und Mumiengestalt: Er ist nicht eigentlich mumiengestaltig, da ohne Gesicht, aber er verjüngt sich zum Fußende hin und hat am Kopfende einen abgerundeten Grundriß. Sein Deckel ist zwar gewölbt wie bei einem Haussarg, zeigt aber weder die hochgezogenen Stirnmauern noch die Eckpfeiler. Der Sarkophag des Nes-Schu-Tefnut ist aus einem einzigartigen vulkanischen Stein hergestellt, der von einer bestimmten Stelle am 1. Katarakt bei Assuan stammt. Die Mischung von tiefem Schwarz und hellen Flecken ist das Ergebnis komplexen vulkanischen Geschehens. Interessant ist die Fehlstelle am Fußende, die bei der Ausgestaltung einfach toleriert wurde. Der Deckel ist aus anderem Material, nämlich einem Granodiorit. Sowohl das Unterteil als auch der Deckel sind innen und außen gut geglättet und mit hervorragend gearbeiteten Reliefs und hieroglyphischen Inschriften bedeckt. Das Darstellungs- und Textprogramm ist typisch für Sarkophage der memphitischen Nekropole Saqqara aus ptolemäischer Zeit. Eines der Hauptthemen davon ist die Nachtfahrt der Sonne, das grandiose Gleichnis von Tod und Auferstehung. So ist hier der ganze Kosmos repräsentiert. Die Innenseite des Deckels zeigt den Nachthimmel: Die Göttin Nut, die die Sonne am Abend verschlingt und am Morgen gebiert, spannt sich über die Mumie; sie ist von den zwölf Sternen der Nachtstunden (in menschlicher Gestalt) und vom Sternenhimmel umgeben. Auf dem Boden des Sarges ist die Göttin des Westens dargestellt, die Personifizierung der Nekropole: sie ist es, die den Leib des Toten aufnimmt. Sie ist zugleich eine Erscheinungsform des Totenreiches, der Unterwelt. Umgeben ist sie (innen auf den Seitenwänden, beim Haupt des Toten) von den Personifikationen Ober- und Unter-Ägyptens, den Göttinnen Nechbet und Uto, die hier in Gestalt geflügelter Kobra-Schlangen auftreten. Zu Häupten der Mumie, an der Innenseite der gewölbten Schmalwand, ist Nephthys in Frauengestalt mit Geierschwingen, die sie schützend um die Mumie breitet. Der Text, der sie umgibt, ist der Beginn der siebenten Nachtstunde aus dem Buch Amduat (in stark veränderter Form); er zeigt uns, daß Nephthys hier an die Stelle der Isis getreten ist, die den Toten mit ihrer göttlichen Zaubermacht vor den vernichtenden Kräften des Jenseits schützt. Auch die übrigen Wesen und Symbole an den Innenwänden sind zu seinem Schutz da: der Totengott Anubis in Gestalt eines liegenden Schakals; das Horusauge; die vier Horuskinder oder Kanopengötter mit den Köpfen von Mensch, Pavian, Schakal und Falke (je auf beiden Seiten) sowie die vier Schutzgöttinnen Isis und Nephthys, Neith und Selqet (auf beide Seiten verteilt), die ihnen nach den Texten der Kanopengefässe übergeordnet sind. An der Querwand des Fußendes schließlich folgen der Djed-Pfeiler (Hieroglyphe der "Dauer", zugleich symbolhaft für den Rücken des Osiris stehend) sowie zwei schützende Isisblut-Symbole.
Übersetzung:
D
E
F
G
I
P
S
A
De sarcofaag van Nes-Sjoe-Tefnoet [Esshutfêne] vermengt verschillende vormen: hij is niet mummievormig want hij heeft geen gezicht. Desondanks wordt hij smaller naar het voeteneinde toe en is hij aan het hoofdeinde afgerond. Zijn deksel is gewelfd zoals bij een "huissarcofaag" maar mist de hoge uiteinden en de hoekpijlers. De sarcofaag is vervaardigd uit een eigenaardig vulkanisch gesteente, afkomstig van de eerste katarakt bij Aswan. De afwisseling van zwarte en lichte vlekken is het gevolg van een complexe vulkanische activiteit. Interessant is het ontbreken van een stukje aan het voeteneinde dat bij het vervaardigen gewoon getolereerd werd. Het deksel is uit een ander materiaal vervaardigd, nl. granodioriet. Het deksel en de kist zijn zowel van binnen als van buiten gepolijst en voorzien van reliëfs en inscripties. Het versieringsprogramma en de teksten zijn typisch voor de sarcofagen van de Memphitische necropool van Saqqara tijdens de Ptolemeïsche periode. <BR>Een van de hoofdthema's is de nachtelijke reis van de zon, de grandioze gelijkenis van dood en wederopstanding. De volledige kosmos is hier voorgesteld. Op de binnenkant van het deksel staat de nachthemel afgebeeld in de vorm van de godin Noet, die de zon 's avonds inslikt en 's morgens ter wereld brengt. Zij strekt zich uit over de mummie, omgeven door de twaalf sterren van de nachturen (in menselijk gedaante) en door een sterrenhemel. Op de bodem van de kist is de godin van het Westen afgebeeld, de personificatie van de necropool die het lichaam zal opnemen. Ze is tegelijkertijd een voorstelling van het dodenrijk, de onderwereld. Zij is omringd (binnenwand bij het hoofd van de dode) door de personificaties van Opper-Egypte en Neder-Egypte, de godinnen Ouadjit en Nechbet, die hier verschijnen als gevleugelde cobra's. Op het hoofdeinde aan de binnenkant is Nephthys voorgesteld die haar vleugels uitspreidt om de mummie te beschermen. De tekst die haar vergezelt, is het begin van het zevende uur van het Amdoeatboek (in sterk veranderde vorm). Deze tekst toont aan dat Nephthys hier verschijnt in de plaats van Isis, die de dode met haar toverkracht tegen de vernietigende krachten van de onderwereld beschermt. Ook de andere figuren op de binnenwanden beschermen de mummie. Men vindt er Anoebis als een liggende jakhals, het Horusoog, de vier Horuszonen of canopengoden met de kop van een mens, een baviaan, een jakhals en een valk (op beide zijden) als ook de vier beschermgodinnen Isis, Nephthys, Neith en Selkis (over beide zijden verdeeld) die volgens de teksten de kanopen beschermen. Op het voeteneinde staat een djed-zuil (het hiëroglief voor "duurzaamheid" en het symbool voor de ruggengraat van Osiris) tussen twee beschermende Isisknopen.
The shape of the sarcophagus of Nes-shu-tefnut [Esshutfêne] is something of a compromise. Because it has no face, it does not qualify as mummy-shaped. Nevertheless, its outline tapers towards the foot end and its head end has been rounded. The lid, on the other hand, has a vaulted shape as if it were the lid of a rectangular coffin, but without the distinctive high boards at the ends or the corner posts. The sarcophagus of Nes-shu-tefnut was carved out of one piece of volcanic rock, found in one location in the First Cataract region near Aswan. The combination of pitch black and bright spots is the result of complex volcanic activity. It is interesting to observe how the irregularity in the stone at the foot end was simply ignored by the sculptor. The lid is made of a different material: granodiorite. Both the box and its lid have been fully smoothed inside and out and they have been carved with outstanding relief work and hieroglyphic inscriptions. The decoration and inscriptions are typical for sarcophagi from Saqqara, the necropolis of Memphis, in the Ptolemaic Period.<BR>One of the principal themes of the decoration is the nocturnal course of the sun, the superb image of death and resurrection. The entire cosmos has been represented. The interior of the lid bears an image of the night sky, showing the goddess Nut swallowing the sun in the evening and giving birth to it again in the morning. She extends herself over the mummy with the stars of the firmament behind her, including the twelve stars of the nocturnal hours represented in human form. On the bottom of the sarcophagus is a representation of the goddess of the west, a personification of the necropolis. It is this goddess who accepts the body of the deceased. She is also a personification of the realm of the dead, the Netherworld. She is surrounded by the emblematic goddesses for Upper Egpyt and Lower Egypt, Nekhbet and Uto, who appear as winged cobras on either side of the head of the mummy. At the head end of the coffin's interior decoration is the goddess Nephthys, depicted as a woman whose vulture's wings are extended in a protective gesture around the head of the deceased. The inscription around this figure is an adaptation from the Book of Amduat, from the beginning of the seventh hour of the night. Nephthys has taken the place of Isis in her role as divine protectress against the annihilating powers of the hereafter. The remaining beings and symbols on the interior faces of the sarcophagus have the same protective purpose. There is the god Anubis in the shape of a crouching jackal, the Eye of Horus, the four Sons of Horus with the heads of a human, a baboon, a jackal, and a falcon (on both sides), and also the four protective goddesses Isis, Nephthys, Neith and Selkis (divided between the two sides). The goddesses are ranked higher than the sons of Horus, each being in charge of one of the four canopic jars. Finally, on the foot end of the decoration is the djed-pillar, hieroglyph for "duration" and symbol of the back of Osiris' body, together with two protective symbols of the blood of Isis.
Le sarcophage de Nes-Shou-Tefnout est un mélange de différentes formes: il n'est pas momiforme car il n'a pas de visage. Malgré cela il se rétrécit vers les pieds et est arrondi vers la tête. Son couvercle est voûté comme pour les "sarcophages en forme de maison" mais il lui manque les extrémités relevées et les piliers d'angles. Le sarcophage est fabriqué en pierre volcanique étonnante, provenant de la première cataracte près d'Assouan. L'alternance de taches noires et claires est la conséquence d'une activité volcanique complexe. Il est intéressant de constater le fragment manquant au pied, ce qui a été toléré lors de la fabrication. Le couvercle est d'une autre matière: de la granodiorite. Aussi bien le couvercle que la caisse sont polis à l'intérieur comme à l'extérieur et pourvus de reliefs et d'inscriptions. Le programme de décoration et les textes sont typiques des sarcophages de la nécropole memphite de Saqqara durant la Période Ptolémaïque.<BR>Un des thèmes principaux est le voyage nocturne du soleil, l'image superbe de la mort et la résurrection. Le monde entier est représenté. Sur l'intérieur du couvercle, on retrouve le ciel nocturne ayant la forme de la déesse Nout qui le soir avale le soleil pour le mettre au monde au matin, étendue sur la momie. Elle est entourée des douze étoiles des heures nocturnes (de formes humaines) et d'un ciel étoilé. Sur le fond de la caisse est représentée la déesse de l'ouest, personnification de la nécropole qui accueille le corps. Elle est également la représentation du royaume des morts. Elle est entourée (côté intérieur à la tête du mort) des personnifications de la Haute Égypte et de de la Basse Égypte, les déesses Ouadjit et Nekhbet, qui prennent l'apparence de cobras ailés. A l'intérieur, à la tête, figure Nephthys aux ailes déployées afin de protéger la momie. Le texte qui l'accompagne, est le début de la septième heure du Livre de l'Amdouat (de forme très altérée). Ce texte démontre que Nephthys apparaît ici à la place d'Isis, qui, de sa force magique, protège le mort contre les forces dévastatrices du monde souterrain. Les autres figures de l'intérieur protègent également la momie. On y retrouve Anubis en chacal étendu, l'oeil d'Horus, les quatre fils d'Horus ou les dieux canopes à la tête humaine, un babouin, un chacal ou un faucon (des deux côtés) ainsi que les quatre déesses protectrices Isis, Nephthys, Neith et Selkis (réparties sur les deux faces). Selon les textes, ils protègent les canopes. Aux pieds, figure un pilier-djed (l'hiéroglyphe pour "stabilité" ainsi que le symbole de la colonne vertébrale d'Osiris) entre les deux noeuds d'Isis.
Il sarcofago di Nes-shu-tefnut [Esshutfêne] è una mescolanza di varie forme: non può dirsi propriamente mummiforme, poiché non ha volto; tuttavia si assottiglia verso i piedi ed è arrotondato alla testa. Il coperchio è invece a volta come in un sarcofago a forma di casa, ma mancano le estremità rialzate delle mura frontali e i pilastri angolari.Il sarcofago di Nes-shu-tefnut è fabbricato con una particolare pietra vulcanica, che proviene da un luogo nei pressi della prima cateratta vicino Assuan. L'alternanza di macchie nere ed altre più chiare è il risultato di un'attività vulcanica complessa. E' interessante notare la mancanza del frammento dei piedi, che è stato facilmente tollerato al momento della fabbricazione. Il coperchio è di materiale diverso, granodiorite. Sia la parte inferiore che il coperchio sono ben levigati all'interno e all'esterno, e sono ricoperti di rilievi e iscrizioni geroglifiche. Il programma figurativo e i testi sono tipici dei sarcofagi della necropoli menfitica di Saqqara risalenti al periodo tolemaico. <BR>Uno dei temi figurativi principali è il viaggio notturno del sole, la grandiosa allegoria di morte e resurrezione, in cui è rappresentato tutto il cosmo. La parte interna del coperchio mostra il cielo notturno: la dea Nut, che di sera inghiotte il sole e di mattina lo partorisce, si inarca sulla mummia; ella è circondata dalle dodici stelle delle ore della notte (in forma antropomorfa) e dal cielo stellato. Sul fondo del sarcofago è raffigurata la dea dell'Occidente, la personificazione della necropoli, colei che solleva il corpo del defunto. Essa è anche un simbolo del regno dei morti. E' circondata (sul lato interono, vicino alla testa del defunto) dalle personificazioni di Alto Egitto e Basso Egitto, le dee Nekhbet e Uto, che qui si presentano come cobra e serpente alati. Sulla testa della mummia, all'interno della sottile parete a volta, è Nefti sotto forma di donna che apre le ali di avvoltoio intorno alla mummia per proteggerla. Il testo che l'accompagna costituisce l'inizio della settima ora della notte del Libro dell'Amduat (in forma molto alterata); esso dimostra che Nefti ha qui preso il posto di Iside che, con il suo potere magico, proteggeva il defunto dalle forze devastatrici dell'aldilà. Anche gli altri esseri raffigurati all'interno del sarcofago avevano la funzione di proteggere la mummia. Vi si ritrova il dio dei morti Anubi sotto forma di sciacallo disteso; l'occhio di Horo; i quattro Figli di Horo o gli dei canopi a testa umana, un babbuino, uno sciacallo e un falco (su tutti e due i lati) come pure le quattro dee protettrici Iside e Nefti, Neith e Selkis (disposte sui due lati). Secondo i testi esse proteggevano i vasi canopi. Ai piedi, è raffigurato infine un pilastro-djed (il geroglifico che significa "stabilità", ma che è anche il simbolo della colonna vertebrale di Osiride) in mezzo a due nodi d'Iside.
A forma do sarcófago de Nesichutefnut é um pouco uma mistura. Não se insere na categoria dos sarcófagos em forma de múmia. No entanto, adelgaça-se em direcção ao extremo inferior e o topo é arredondado. Por outro lado, a tampa tem forma de abóbada como se fosse a tampa de um sarcófago rectangular, mas sem as características pranchas altas nas extremidades ou os suportes dos cantos. O sarcófago de Nesichutefnut foi esculpido a partir de um bloco único de pedra vulcânica, que se pode encontrar numa zona da Primeira Catarata, perto de Assuão. A simbiose do preto puro e de manchas brilhantes é resultante de uma complexa actividade vulcânica. É interessante observar como a irregularidade da pedra junto aos pés foi simplesmente ignorada pelo escultor. A tampa é feita de um material diferente: granodiorite. Tanto a caixa como a tampa foram totalmente polidas por dentro e por fora e foram gravadas com um magnífico trabalho de relevo e com inscrições hieroglíficas. A decoração e as inscrições são típicas dos sarcófagos oriundos de Sakara, a necrópole de Mênfis, no período ptolemaico.<BR>Um dos principais temas da decoração é a viagem nocturna do sol, uma imagem soberba da morte e ressureição. Foi representado todo o cosmos. O interior da tampa tem uma imagem do céu nocturno, mostrando a deusa Nut engolindo o sol e depois dando à luz a este novamente pela alvorada. A deusa estende-se sobre a múmia com as estrelas do firmamento por detrás de si, incluindo as doze estrelas das horas nocturnas representadas com forma humana. No extremo inferior do sarcófago encontra-se a representação da deusa do Ocidente, uma personificação da necrópole. É esta deusa que aceita o corpo do morto enquanto personificação do reino dos mortos e do Além. Está rodeada pelas emblemáticas deusas do Alto Egipto e do Baixo Egipto, Nekhbet e Uadjit, que aparecem como cobras aladas em ambos os lados da cabeça da múmia. No extremo superior da temática decorativa do interior da tampa do sarcófago está a deusa Néftis enquanto mulher cujas asas de abutre se estendem num gesto de protecção em volta da cabeça do morto. O texto em volta desta figura é uma adaptação do Livro de Amduat, desde o início da sétima hora da noite. Néftis tomou o lugar de Ísis no seu papel de divina protectora contra os poderes aniquiladores do Além. Os restantes seres e símbolos do lado interno do sarcófago têm o mesmo fim protector. Está o deus Anúbis em forma de cão selvagem, o olho de Hórus, os quatro filhos de Hórus com as suas cabeças em forma humana, outra de babuíno, outra de cão selvagem e outra de falcão (em ambos os lados), e as deusas protectoras Ísis, Néftis, Neit e Selkis (distribuídas pelos dois lados). As deusas encontram-se a um nível mais elevado que os quatro filhos de Hórus, cada uma encarregue de cada um dos quatro vasos de vísceras. Finalmente, no extremo inferior da decoração está o pilar-djed, o símbolo hieroglífico que significa "duração" e o símbolo que suporta o corpo de Osíris, juntamente com dois símbolos protectores do sangue de Ísis.
El sarcófago de Nes-Shu-Tefnut es una mezcla de formas diferentes: no es momiforme, puesto que no tiene rostro; sin embargo, se estrecha en los pies y tiene forma redondeada hacia la cabeza. Su tapa es abovedada, como en los "sarcófagos en forma de casa"; pero carece de las extremidades alzadas y de los pilares en los ángulos. El sarcófago se talló en una sorprendente roca volcánica proveniente de la Primera Catarata, cerca de Asuán. La alternancia de tonos negros y claros en la piedra es consecuencia de una compleja actividad volcánica. Es interesante constatar la falta de un fragmento en la base, circunstancia a la que no se dió importancia durante su fabricación. La tapa es de un material diferente: la granodiorita. Tanto la tapa como la caja del sarcófago están pulidos interior y exteriormente, y presentan relieves e inscripciones. La decoración y los textos son típicos de los sarcófagos de la necrópolis menfita de Saqqara durante el período ptolemaico. Uno de los temas principales de la decoración es el viaje nocturno del sol, imagen magnífica de la muerte y la resurrección. El mundo entero está representado. En el interior de la tapa, extendido sobre la momia, encontramos al cielo nocturno con la forma de la diosa Nut, que por la noche se traga al sol para devolverlo al mundo por la mañana. Está rodeada por las doce estrellas de las horas nocturnas (con forma humana) y de un cielo tachonado de estrellas. En la base de la caja se encuentra representada la diosa del Oeste, personificación de la necrópolis que acoge el cuerpo y, al mismo tiempo, la representación del reino de los muertos. A la altura de la cabeza del muerto está rodeada por personificaciones de las diosas del Alto Egipto y del Bajo Egipto, Nejbet y Uadyet, que tienen forma de cobras aladas. En el interior, en la zona de la cabeza, se encuentra Nefthys con las alas desplegadas para proteger a la momia. El texto que la acompaña es el comienzo de la Séptima hora del libro del Amduat, pero en una forma muy alterada. Este texto demuestra que aparece aquí en lugar de Isis quien, con su fuerza mágica, protege al muerto contra las devastadoras fuerzas del mundo subterráneo. Las demás figuras del interior también protegen a la momia. Encontramos a Anubis como un chacal tendido, al Ojo de Horus, a los cuatro Hijos de Horus o dioses canopos con cabeza humana, a un babuino, a un chacal y a un halcón (en ambos lados), además de las cuatro diosas protectoras Isis, Nefthys, Neith y Selket (repartidas por las dos caras) que, según los textos, protegen a los canopos. A los pies se encuentra un pilar Dyed (el jeroglífico que significa "estabilidad" y el símbolo de la columna vertebral de Osiris) entre dos nudos de Isis.
The shape of the sarcophagus of Nes-shu-tefnut [Esshutfêne] is something of a compromise. Because it has no face, it does not qualify as mummy-shaped. Nevertheless, its outline tapers towards the foot end and its head end has been rounded. The lid, on the other hand, has a vaulted shape as if it were the lid of a rectangular coffin, but without the distinctive high boards at the ends or the corner posts. The sarcophagus of Nes-shu-tefnut was carved out of one piece of volcanic rock, found in one location in the First Cataract region near Aswan. The combination of pitch black and bright spots is the result of complex volcanic activity. It is interesting to observe how the irregularity in the stone at the foot end was simply ignored by the sculptor. The lid is made of a different material: granodiorite. Both the box and its lid have been fully smoothed inside and out and they have been carved with outstanding relief work and hieroglyphic inscriptions. The decoration and inscriptions are typical for sarcophagi from Saqqara, the necropolis of Memphis, in the Ptolemaic Period.<BR>One of the principal themes of the decoration is the nocturnal course of the sun, the superb image of death and resurrection. The entire cosmos has been represented. The interior of the lid bears an image of the night sky, showing the goddess Nut swallowing the sun in the evening and giving birth to it again in the morning. She extends herself over the mummy with the stars of the firmament behind her, including the twelve stars of the nocturnal hours represented in human form. On the bottom of the sarcophagus is a representation of the goddess of the west, a personification of the necropolis. It is this goddess who accepts the body of the deceased. She is also a personification of the realm of the dead, the Netherworld. She is surrounded by the emblematic goddesses for Upper Egpyt and Lower Egypt, Nekhbet and Uto, who appear as winged cobras on either side of the head of the mummy. At the head end of the coffin's interior decoration is the goddess Nephthys, depicted as a woman whose vulture's wings are extended in a protective gesture around the head of the deceased. The inscription around this figure is an adaptation from the Book of Amduat, from the beginning of the seventh hour of the night. Nephthys has taken the place of Isis in her role as divine protectress against the annihilating powers of the hereafter. The remaining beings and symbols on the interior faces of the sarcophagus have the same protective purpose. There is the god Anubis in the shape of a crouching jackal, the Eye of Horus, the four Sons of Horus with the heads of a human, a baboon, a jackal, and a falcon (on both sides), and also the four protective goddesses Isis, Nephthys, Neith and Selkis (divided between the two sides). The goddesses are ranked higher than the sons of Horus, each being in charge of one of the four canopic jars. Finally, on the foot end of the decoration is the djed-pillar, hieroglyph for "duration" and symbol of the back of Osiris' body, together with two protective symbols of the blood of Isis.
Fundort
Herkunft
Material
Technik
Erhaltungszustand
Farben
Höhe
(cm)
Breite
(cm)
Länge
(cm)
Tiefe
(cm)
Durchmesser
(cm)
Gewicht
(grs)
Datierung
Datierung (Freier Text)
Daterierungskriterien
Götter
Könige
Personen
Ns-Sw-tfnt
Schrift
Sprache
Textgattun
Textinhalt
Beschriftungstechnik
Erhaltungszustand des Textes
Hieroglyphen
Umschrift
Übersetzung
Diese Götter sind so: Ihre Arme sind im Umkreis ihres Kopfes, sie haben ihre Schatten (= die Stäbe) vor sich schweben; sie trauern über den geheimen Leichnam des Fürsten der Unterwelt. Die beiden Göttinnen, die an ihren Haaren reißen. Aus den Gefäßen kommt das Wasser, das aus den Augen der beiden Göttinnen stammt, herab als Blut; die Unterweltlichen atmen dadurch. Der große Gott spricht zu ihnen, wenn ihre Seelen hinter ihm eintreten. Was der Sprechende (= der Gott) zu denen spricht, die ihren Charakter verhüllen an der Gottesstätte von verborgenem Wesen: Ihr beiden Götter, ihr beiden Göttinnen, die ihr an der Stätte der Geheimnisse seid: gewährt dem Osiris NN (hier stehen Titel und Name des Toten), an euch vorbeizugehen! Eure Seelen jubeln, da sie atmen. Er tritt bei ihnen ein; ihn, der nichts besitzt, sehen sie. Was der Sprechende spricht zu den Welsgöttern, die das Geheimnis des "Erdbewohners" empfangen: Ihr Welsgötter, die ihr das Geheimnis eures "Erdbewohners" empfangen habt, ich lasse eure Seelen atmen! Wenn NN eintritt, lasse ich seine Seele atmen. Seid gegrüßt, ihr Herren der Wahrheit, die ihr frei von Sünde seid ... ich bin verklärt worden in eurer Gestalt, bin mächtig geworden durch eure Zaubermacht, ich bin gezählt worden in eure Zahl, damit ihr mich rettet vor dem Wütenden, der in diesem Land der beiden Wahrheiten ist; damit ihr mir meinen Mund gebt, um damit zu sprechen! Es werden mir meine Opfergaben in eurer Gegenwart gegeben; denn ich kenne euch, ich kenne eure Namen, und ich kenne den Namen jenes großen Gottes, dem ihr eure Opferspeisen vorlegt ... Werde ich nicht vertrieben, wird er nicht vertrieben; geht er weg, gehe ich weg - und umgekehrt! Ich werde nicht von der Milchstraße verjagt! Keine Feinde werden sich meiner bemächtigen, ihr werdet mich nicht von euren Pforten abwehren, ihr werdet eure Türen nicht vor mir verschließen; denn mein Brot ist in (der heiligen Stadt) Buto und mein Bier ist in (der heiligen Stadt) Dep ...
Übersetzung:
D
E
F
G
I
P
S
A
Deze goden zijn aldus: Hun armen omringen hun hoofd, hun schaduw (de staven) zweeft vóór hen; zij treuren om het geheime lichaam van de vorst van de onderwereld. De twee godinnen die hun haren uittrekken. Uit de vazen komt het water, dat uit de ogen van de twee godinnen stamt, voort als bloed. Degenen in de onderwereld ademen daardoor. De grote god spreekt tot hen wanneer hun zielen hem volgen. Wat de sprekende (=de god) zegt tot hen die hun karakter verhullen op de goddelijke plaats van het verborgen wezen: Jullie beide goden, jullie beide godinnen die vertoeven in deze geheime plaats, laat de Osiris NN (hier staan de titels en de naam van de dode) aan jullie voorbijgaan. Jullie zielen jubelen omdat zij ademen. Hij treedt bij jullie binnen; jullie zien hem die niets bezit.<BR>Wat de sprekende zegt aan de meervalgoden, die de geheimen van de aardbewoners ontvangen: jullie meervalgoden, die het geheim van de aardbewoners ontvangen hebben, ik laat jullie zielen ademen. Wanneer NN binnenkomt, laat ik zijn ziel ademen. <BR>Wees gegroet, heren van de waarheid, die vrij van zonden zijt... Ik ben getransformeerd in jullie gestalte, ik ben machtig door jullie toverkracht, ik ben geteld onder jullie getal, zodat ik gered wordt van de Woedende die in dit land van de beide waarheden is, zodat jullie mij mijn mond geven opdat ik kan spreken! Er worden mij offers gebracht in jullie aanwezigheid, want ik ken jullie, ik ken jullie namen en ik ken de naam van deze grote god, die jullie je offerspijzen voorlegt ... Als ik niet verdreven wordt, wordt hij niet verdreven. Als ik weg ga, dan gaat hij weg en vice versa. Ik word niet van de melkweg verdreven! Mijn vijanden zullen mij niet bemachtigen, ik zal niet afgeweerd worden van jullie poorten, want mijn brood is in (de heilige stad) Boeto en mijn bier is in (de heilige stad) Dep ...
These gods are as follows: their arms are curved around their heads, they have their shadows (= the staffs) hovering in front of them; they mourn over the secret corpse of the Lord of the Netherworld. The two goddesses who tear out their hair. There is water coming forth from the jars, which stems from the eyes of the two goddesses, like blood; the inhabitants of the Netherworld breathe on account of it. The Great god speaks to them, when their souls enter behind him. The speech of the speaker (= the god) to those who hide their character at the divine site of the hidden being: You two gods, you two goddesses, who are in the place of mysteries: Let the Osiris NN (here is the title and name of the deceased) pass by you! Your souls rejoice because they breathe. He enters at your place, you see him who owns nothing.<BR>The speech of the speaker to the catfish gods who receive the secret of the "earthling": You catfish gods, who have received the secret of your "earthling", I let your souls breathe! When NN enters, I will let his soul breathe.<BR>Greetings, you lords of truth, who are free from sin ..., I have been transformed in your image, I have become powerful through your magic, I have been counted amongst you, so that you may save me from the angry one who is in this land of the two truths; so that you may give me my mouth for speaking! My offerings will be given to me in your presence; for I know you and I know your names, and I know the name of that great god to whom you give your offerings... When I am not dispelled, he will not be dispelled; when he leaves, I will leave - and vice versa! I will not be dispelled from the Milky Way!<BR>No enemies will gain power over me, you will not dispel me from your gates, you will not shut your doors against me; because my bread is in (the sacred city of) Buto and my beer is in (the sacred city of) Dep ...
Ces dieux sont tels: leurs bras entourent la tête, leur ombre (les bâtons) plane devant eux, ils pleurent le corps secret du souverain du monde souterrain. Les deux déesses qui s'arrachent les cheveux. L'eau, qui coule des yeux des deux déesses sort des vases comme du sang. Ainsi respirent ceux qui sont dans le royaume souterrain. Le grand dieu leur parle quand leurs âmes le suivent. Ce que le parlant (= le dieu) dit à ceux qui cachent leur caractère en ce lieu divin de l'être caché: Vous, les deux dieux, les deux déesses qui résidez en ce lieu secret, laissez passer devant vous Osiris NN (suivent alors les titres et le nom du défunt).Vos âmes poussent des cris d'allégresse parce qu'ils respirent. Il entre chez vous. Vous le voyez, lui qui ne possède rien.<BR>Car celui qui parle dit aux dieux silures qui reçoivent les secrets des habitants de la terre: vous, dieux silures, qui avez reçu les secrets des habitants de la terre, je fais que vos âmes respirent. Quand NN entre, je fais respirer son âme. Salut à vous, seigneurs de la vérité, vous qui êtes libres de tout péché.... Je suis glorifié en votre forme, je suis puissant à cause de votre force magique, je suis compté en votre nombre, ainsi je suis sauvé du Colérique qui est dans ce pays des Deux Vérités. Ainsi, vous me donnez la bouche afin que je puisse parler! On m'apporte des offrandes en votre présence car je vous connais, je connais vos noms et je connais le nom de ce grand dieu à qui vous présentez ces offrandes... Si je ne suis pas chassé, il ne sera pas chassé. Si je m'en vais , il s'en va et vice versa. Je ne suis pas chassé de la voie lactée! Mes ennemis ne s'empareront pas de moi, on ne m'éloignera pas de vos portes, car mon pain est dans (la ville sainte de) Bouto et ma bière est dans (la ville sainte de) Dep.....
Questi dei sono tali: le loro braccia circondano la sua testa, la loro ombra (= i bastoni) è stesa dinanzi a lui; essi piangono per la salma segreta del sovrano dell'aldilà. Le due dee, che si strappano i capelli. L'acqua che cola dai vasi e che esce dagli occhi delle due dee è simile a sangue; gli abitanti dell'aldila' respirano tramite essa. Il grande dio parla loro, quando le loro anime entrano dietro di lui. Ciò che colui che parla (= il dio) dice a coloro che celano il loro carattere sul luogo del dio dall'indole nascosta: voi due dei, voi due dee, che siete sul luogo del segreto: concedete all'osiride NN (seguono i titoli e il <!---->nome del defunto) di passarvi accanto! Le vostre anime giubilano, poiché respirano. Egli entra presso di voi; voi lo vedete, lui che non possiede nulla.<BR> Cio' che colui che parla dice agli dei pesce gatto, che ricevono il segreto dei mortali: o voi dei pesce gatto, che avete accolto il segreto del vostro essere mortali, io faccio in modo che le vostre anime respirino! Quando NN entra, faccio respirare la sua anima.<BR>Salute a voi, signori di verità, che siete liberi da ogni peccato... io sono trasfigurato a vostra immagine, sono potente grazie al vostro potere magico, sono stato annoverato fra di voi, cosicché io sono messo in salvo dall'Irascibile che è nel Paese delle Due Verità. Per questo, mi date la bocca affinchè io possa parlare! Mi si portano offerte alla vostra presenza, poiché io vi conosco, conosco il vostro nome, e conosco il <!---->nome di ogni grande dio al quale presentate queste offerte... se io non sarò cacciato, egli non sarà cacciato; se io scompaio, egli scompare - e viceversa! Io non sarò scacciato dalla via lattea! <BR>I miei nemici non si impadroniranno di me, non mi si respingerà via dalle vostre porte, non si chiuderanno le vostre porte dinanzi a me; poiché il mio pane è nella (città sacra di) Buto e la mia birra è nella (città sacra di) Dep...
Estas divindades encontram-se deste modo: os seus braços estão curvados em volta da cabeça, têm as sombras pairando à sua frente; velam o corpo do senhor do Além. As duas deusas arrancam o seu cabelo. Há água a verter dos jarros, e dos olhos das duas deusas saem lágrimas de sangue; os habitantes do Além vivem deste sangue. O grande deus fala com eles quando as suas almas (ba) chegam perante si. Eis o discurso do orador (= o deus) para aqueles que chegam ao local divino: Vós ó dois deuses, vós ó duas deusas, que estais no local dos mistérios: deixai o Osíris NN (segue-se o título e <!---->nome do defunto) passar por vós! As suas almas rejubilam porque eles respiram. Ele entra na tua casa, e ele não é devedor de nada.<BR>O discurso do orador aos deuses com forma de peixe que recebem o segredo: Vós deuses-peixes, que recebestes o segredo da vossa vida terrena , eu deixo as vossas almas respirar! Quando NN entrar, eu deixarei a sua alma (ba) respirar.<BR>Saúdo-vos senhores da verdade que estais livres de pecado ..., eu fui transformado à vossa imagem, eu tornei-me poderoso através da vossa magia, eu fui visto como um de vós, para que me pudesseis salvar do zangado que está na terra das duas verdades; para que me pudesseis dar a minha boca para falar! As minhas oferendas ser-me-ão dadas na sua presença; porque eu conheço-vos e eu sei os vossos <!---->nomes, e eu sei o <!---->nome daquele grande deus a quem vós dais as vossas oferendas... Enquanto eu não dispersar, ele nao dispersará;; quando ele se for embora, eu ir-me-ei embora - e vice-versa! Eu nao sairei da Via Láctea!<BR>Inimigos não ganharão poder sobre mim, vós não me afastareis das vossas portas, nao me fechareis as vossas portas; porque o meu pão está em (a cidade sagrada de) Buto e a minha cerveja está em (a cidade sagrada de) Dep ...
Los dioses son estos: sus brazos rodean la cabeza, su sombra (los bastones) se extiende frente a ellos y lloran el cuerpo secreto del soberano del mundo subterráneo.<BR>Las dos diosas se arrancan el cabello. El agua que sale de los vasos y que mana de sus ojos parece sangre. Así es como respiran los que se encuentran en el reino subterráneo. El gran dios les habla cuando sus almas le siguen. El que habla (=el dios) dice a los que esconden su naturaleza en este lugar divino del ser escondido: Vosotros, los dos dioses, las dos diosas que habitais en este lugar secreto, dejad pasar al Osiris N (siguen a continuación los títulos y nombres del difunto). Vuestras almas lanzan gritos de alegría porque respiran. Entra en vuestro hogar. Le veis, a él que no posee nada.<BR>Puesto que el que habla dice a los dioses de siluros que reciben los secretos de los habitantes de la tierra: vosotros, dioses siluros, que habéis recibido los secretos de los habitantes de la tierra, hago que vuestras almas respiren. Cuando N entra hago que su alma respire. Saludos a todos, señores de la verdad, vosotros que estáis libres de todo pecado... Estoy glorificado con vuestra forma, soy poderoso gracias a vuestra fuerza mágica, valgo en vuestro nombre, así me salvé del Colérico que se encuentra en el país de las Dos Verdades. ¡Así, dadme una boca para que pueda hablar! Me ofrecen ofrendas en vuestra presencia puesto que os conozco, conozco vuestros nombres y conozco el nombre de ese gran dios al que presentais estas ofrendas... Si no me expulsan, él no será expulsado. Si me marcho, él se marcha y viceversa. ¡No se me expulsa de la Vía Láctea! Mis enemigos no se apoderarán de mí, no me alejarán de vuestras puertas, puesto que mi pan está en (la ciudad santa de) Buto y mi cerveza en (la ciudad santa de) Dep...
These gods are as follows: their arms are curved around their heads, they have their shadows (= the staffs) hovering in front of them; they mourn over the secret corpse of the Lord of the Netherworld. The two goddesses who tear out their hair. There is water coming forth from the jars, which stems from the eyes of the two goddesses, like blood; the inhabitants of the Netherworld breathe on account of it. The Great god speaks to them, when their souls enter behind him. The speech of the speaker (= the god) to those who hide their character at the divine site of the hidden being: You two gods, you two goddesses, who are in the place of mysteries: Let the Osiris NN (here is the title and name of the deceased) pass by you! Your souls rejoice because they breathe. He enters at your place, you see him who owns nothing.<BR>The speech of the speaker to the catfish gods who receive the secret of the "earthling": You catfish gods, who have received the secret of your "earthling", I let your souls breathe! When NN enters, I will let his soul breathe.<BR>Greetings, you lords of truth, who are free from sin ..., I have been transformed in your image, I have become powerful through your magic, I have been counted amongst you, so that you may save me from the angry one who is in this land of the two truths; so that you may give me my mouth for speaking! My offerings will be given to me in your presence; for I know you and I know your names, and I know the name of that great god to whom you give your offerings... When I am not dispelled, he will not be dispelled; when he leaves, I will leave - and vice versa! I will not be dispelled from the Milky Way!<BR>No enemies will gain power over me, you will not dispel me from your gates, you will not shut your doors against me; because my bread is in (the sacred city of) Buto and my beer is in (the sacred city of) Dep ...
Erwerb
Jahr des Erwerbs
Geschichte des objektes
Entdeckt von A. Ritter von Laurin 1851 (Hamernik, Dissertation, 179). Erworben durch Generalkonsul Christian von Huber 1854.
Damit in verbinding stehende objekte
Fotografische Referenzen
Bearbeiter des dokuments
Datum der ersten computerregistrierung
Datum der letzten Aktualisierung
Bibliographie
Arneth, J., Bericht über die Entdeckung dreier merkwürdiger Sarkophage des Herrn Ritter von Laurin (Sitzungsber. der kaiserlichen Akademie der Wissenschaften, Wien 1849). Bergmann, E. von, Übersicht über die ägyptischen Alterthümer (11876). Bergmann, E. von, Der Sarkophag des Nesschutefnet in der Sammlung ägyptischer Alterthümer des österreichischen Kaiserhauses, in: Recueil de Travaux rélatifs à la philologie et à l'archéologie égyptiennes et assyriennes (RecTrav) VI (1885). Kunsthistorisches Museum (KHM). Führer durch die Sammlungen. Wien 1988. Satzinger, H., Ägyptische Kunst in Wien (Wien 1980). Komorzynski, E., Das Erbe des alten Ägypten. Wien 1956. Satzinger, H., Das Kunsthistorische Museum in Wien. Die Ägyptisch-Orientalische Sammlung. Zaberns Bildbände zur Archäologie 14. Mainz. 1994.
Algemeiner Kommentar
Vgl. Kairo CG 29307! Material: Unterteil: Metaamphibolit mit Apatit aus Aswan; Oberteil: Granodiorit.
Abbildungen
Attachments
