The Global Egyptian Museum

In de faraonische periode werden wollen kleren als onrein beschouwd bij het ter aarde bestellen van hun doden, terwijl men in de Koptische periode de doden in hun alledaagse kleren begroeven die uit zijde, wol, of linnen bestonden.  Door het droge klimaat is er relatief veel Koptisch textiel overgebleven dat overwegend uit graven komt (zoals dit exemplaar).  Het bekendste kledingstuk uit de Koptische periode was de tuniek.  Dit lange, effen gekleurd hemd was vaak versierd met apart geweven stroken van contrasterende kleuren.  Deze werden rond de hals, over de schouders, de manchetten en  aan de onderrand aangebracht.  De hier getoonde weefselstroken of clavi zijn ook van een gewaad afkomstig.  De stroken zijn versierd met de figuren van mensen en fabeldieren.  Ze stellen dansers voor met houten kleppers of ratels in de handen en halfnaakte Nereïden die op zeedieren en paarden rijden.  Hoewel deze scènes geïnspireerd zijn op Hellinistische motieven is hier geen sprake van naturalisme, maar van abstractie; er wordt meer naduk gelegd op het decoratieve aspect van de versieringen.

Schrift
Sprache
Textgattun
Textinhalt
Beschriftungstechnik
Erhaltungszustand des Textes
Hieroglyphen
Umschrift
Übersetzung

Abbildungen	Attachments