English
Français
Deutsch
Nederlands
Italiano
Espagnol
Portuguese
Arabic
English
|
Français
|
Deutsch
|
Nederlands
|
Italiano
|
Espagnol
|
Portuguese
|
Arabic
|
Alle
Abbildungen
Allgemein
Eigenschaften
Datierung
Handlungsträger
Textdaten
Referenz
Standort
Internationale Inventarnummer
Inventarnummer
Bezeichnung
Übersetzung:
D
E
F
G
I
P
S
A
Gattung
Typologie
Beschreibung
Der Innensarg des Penju gehört aufgrund seiner Farbgebung und seines Erhaltungszustandes zu den eindrucksvollsten Denkmälern im Pelizaeus-Museum. Die Kopfpartie des Sargdeckels besteht aus dem Gesicht mit feiner, weicher Physiognomie. Es wird von einer breiten, aufwendig geschmückten Strähnenperücke eingerahmt, an deren Stirnbereich sich das Motiv der geflügelten Sonnenscheibe befindet. Zwischen den auf die Brust herabhängenden Strähnen der Perücke ist noch eine Darstellung der Göttin Isis, die ihren Gatten Osiris versorgt, angebracht. Die beiden Gottheiten stehen zwischen den Schriftzeichen für "Osten" und "Westen". Der Sargdeckel zeigt unter dem breiten, mehrfarbigen Halskragen in mehreren Registern bildliche Darstellungen und Texte aus dem Totenbuch. Unter dem obersten Registerabschluss in Form einer verlängten Hieroglyphe, die als "Himmel" gelesen werden kann, ist eine geflügelte Sonnenscheibe abgebildet. Darunter ist rechts der Verstorbene zu erkennen, der von dem falkenköpfigen Gott Horus zu dem in einem Pavillon thronenden Totengott Osiris geführt wird. Vor Osiris stehen auf einer Standarte die vier mumiengestaltigen Horussöhne. Diese Szene folgt logisch dem Register darunter, das die Wägung des Herzens gegen die Feder der Göttin Maat, Sinnbild für Gerechtigkeit und Weltordnung, zum Thema hat. Hier ist links die Göttin stehend mit ihrem Attribut (Feder) auf dem Kopf vor dem Gott Thot in Paviangestalt zu sehen. Thot hockt auf einem Sockel in Form des Schriftzeichens für "wahr" und notiert das Ergebnis der Wägung. Rechts von ihm ist der Wiegevorgang selbst abgebildet, dem Penju, hier noch mumiengestaltig und nicht wie im Register darüber bereits als wiederbelebter Mensch dargestellt, beiwohnt. Unterhalb dieser zwei Zentralregister sind zwei weitere Register eingerichtet, die in schriftlicher Form vierzig Richtergötter und die Unschuldserklärungen Penjus vermerken. Schematisch wurden zwanzig Kolumnen eingerichtet, die zunächst die ersten zwanzig Götter nennen, dann darunter die zugehörigen, notwendigen Unschuldserklärungen enthalten. Für die zweite Hälfte mit den anderen zwanzig Göttern ist das gleiche Verfahren benutzt worden, nur wird das unterste Register durch eine weitere bildliche Darstellung aufgelockert. Sie zeigt Penju links in Mumiengestalt vor einem Opfertisch stehend, während sein ältester Sohn als Priester vor ihm einen Opferspruch aufsagt. Das Innere der Sargwanne ist mit einem personifizierten Djed-Pfeiler mit menschlichem Gesicht und Armen ausgemalt, der die königlichen Insignien Krummstab und Wedel in den Händen hält und auf dem Hieroglyphenzeichen für "Gold" steht. Die blaue Farbgebung der Haut sowie die herrschaftlichen Abzeichen weisen die Gestalt als Osiris aus, als dessen Rückgrat mythologisch der Djed-Pfeiler galt. Die Mumie lag unmittelbar auf dem Djed-Pfeiler und wurde dadurch unter den direkten Schutz des Totengottes Osiris gestellt. Auf den Außenseiten der Sargwanne sind verschiedene Dämonen mit Beischriften wiedergegeben.
Übersetzung:
D
E
F
G
I
P
S
A
De binnenkist van Penjoe behoort wegens zijn kleur en staat van bewaring tot de indrukwekkendste monumenten in het Pelizaeus-Museum. Het deksel van de lijkkist toont onder de brede, veelkleurige halskraag in meerdere registers afbeeldingen en teksten uit het dodenboek. Onder de bovenste registergrens, in de vorm van een uitgerekte hiëroglief die als "hemel" gelezen kan worden, is een gevleugelde zonneschijf afgebeeld. Daaronder zien wij de overledene, die door de god Horus naar de in een paviljoen tronende Osiris geleid wordt, voor wie op een standaard de vier Kinderen van Horus staan. Deze scène vormt een logisch vervolg op het register eronder, dat het wegen van het hart tegen de veer van de godin Maät, symbool voor gerechtigheid en wereldorde als thema heeft. Hier is de godin te zien, met haar attribuut op het hoofd, staande voor de god Thoth in de gestalte van een baviaan, die gezeten op een sokkel in de vorm van het schriftteken voor "waar" de uitslag van het wegen noteert. Achter hem is het weegproces zelf afgebeeld, bijgewoond door Penjoe, die hier nog de gestalte van een mummie heeft en niet, zoals in het register erboven, die van een opnieuw tot leven gewekte mens. Onder deze twee centrale registers volgen nog twee registers, die in geschreven vorm de veertig godenrechters en Penjoe's verklaringen van onschuld bevatten. Op schematische wijze zijn twintig kolommen gerangschikt, die eerst de eerste twintig rechters noemen, en vervolgens de bijbehorende, noodzakelijke verklaringen van onschuld weergeven. Voor de tweede helft met de laatste twintig rechters is dezelfde opbouw gebruikt, alleen is het onderste register met een afbeelding verluchtigd: Penjoe staat links als mummie voor een offertafel, terwijl zijn oudste zoon als priester een offerformule voor hem reciteert. Het hoofdeinde van het deksel wordt gevormd door het gezicht met fijne, zachte gelaatstrekken, omlijst door een brede, uitbundig versierde pruik met haarstrengen, met op het voorhoofd het motief van de gevleugelde zonneschijf. Aan de binnenkant van de kist is een gepersonifieerde djed-zuil met een menselijk gezicht en armen geschilderd, die de koninklijke waardigheidstekenen vlegel en kromstaf in de handen houdt en op de hiëroglief voor "goud" staat. De blauwe kleur van de huid en de heersersattributen wijzen op de god Osiris, wiens ruggegraat mythologisch geldt als djed -zuil. Op de buitenkant zijn verschillende demonen met bijschriften weergegeven.
The inner coffin of Penju is one of the most impressive monuments in the Pelizaeus Museum, both because of its colours and its state of preservation. The coffin lid is decorated with a broad collar with beneath it several registers with vignettes and texts from the Book of the Dead. The upper register is closed with the oversized hieroglyph for "heaven" and a winged solar disk stands above it. The register contains an image of the deceased being led by the god Horus to a pavilion in which Osiris is enthroned. In front of Osiris is a stand carrying the four mummiform Sons of Horus. The scene below it follows naturally from the previous scene because it shows the weighing of the heart in a balance against the feather of the goddess Maat, the symbol of justice and cosmic order. The goddess is represented in the guise of a woman wearing the feather symbol on her head standing opposite the god Thoth as a baboon seated on a pedestal shaped as the hieroglyph for "true". Thoth is writing down the result of the weighing, which is represented behind him. Penju himself is present in the form of a mummy, whereas the register below shows him already in a reborn state. There are two further registers below these, in which the names of forty divine judges are written together with declarations of innocence by Penju. The first register has twenty columns filled in a schematic manner with the first twenty gods and the corresponding required declarations. The second series of twenty gods follows the same pattern, but now with an additional representation of Penju standing before an offering table. Penju's son acts here as a priest and pronounces the offering spell for him. The face of the coffin has soft and delicate features, framed by a large tripartite wig. A winged solar disk is placed on the forehead. The interior of the box of the coffin has a painting of a Djed-pillar which is personified by the addition of a human face and arms. Its hands hold the royal crook and flail, and the entire pillar is placed upon the hieroglyph for "gold". The royal sceptres and the blue skin-colour indicate that the god Osiris is depicted here, whose backbone was identified with the djed-pillar. The exterior of the box has several representations of demons with hieroglyphic legends.
Le sarcophage de Penjou appartient par sa couleur et son état de conservation aux objets les plus impressionnants du Pelizaeus-Museum. Sur le couvercle, en dessous du collier coloré, sont appliqués en plusieurs registres des textes et représentations du Livre des Morts. Au-dessous d'un hiéroglyphe allongé qui fonctionne comme cadre du registre supérieur et qu'on peut lire comme "ciel", apparaît un disque ailé. En dessous du disque ailé on voit le défunt, introduit par le dieu Horus auprès d'Osiris assis sous un baldaquin. Devant le dieu, les quatre fils d'Horus se dressent sur un étendard. Cette scène suit logiquement le registre en-dessous, car celui-ci nous montre la scène de psychostasie dans laquelle le coeur du défunt est pesé par rapport à la plume de Maât, déesse de la justice et de l'ordre du monde. La déesse avec son attribut de plume sur la tête se tient devant Thoth en forme de babouin qui est assis sur un socle en forme de signe hiéroglyphique pour "vérité". Il note le résultat de la pesée qui a lieu derrière lui. Penjou y est présent sous forme de momie, tandis que dans le registre suivant il apparaît déjà sous sa forme ressuscitée. Les deux registres suivants reproduisent la confession négative énoncée aux quarante juges. Le premier registre énumère les vingt premiers juges et les confessions négatives correspondantes, tandis que le deuxième registre énumère les vingt derniers. Une scène d'offrandes à la momie de Penjou, apportée par son fils aîné, jouant le rôle de prêtre-sem, s'est insérée dans le coin droit de ce dernier registre. Le visage sur le sarcophage a des traits doux et délicats et est entouré d'une large perruque avec un disque ailé sur le front. A l'intérieur de la cuve est figuré un pilier-djed à tête humaine et des mains tenant les insignes de la royauté, sur le signe de l'or. La couleur bleue de la peau et les insignes royaux indiquent qu'il s'agit du dieu Osiris, dont l'épine dorsale est représentée par le pilier-djed. Sur les faces extérieures sont représentés différents démons avec leur inscription correspondante.
Il sarcofago interno di Penju costituisce, in base alla coloritura e allo stato di conservazione, uno dei più importanti monumenti del Pelizaeus-Museum. Il coperchio mostra in più registri, sotto il largo collare variopinto, raffigurazioni e testi del Libro dei Morti. Sotto la chiusura del registro superiore a forma di un geroglifico allungato, che può essere letto come "cielo", è raffigurato un disco solare alato. Al disotto vi si riconosce il defunto, mentre viene condotto dal dio Horo verso Osiride che troneggia in un padiglione, dinanzi al quale si trovano su uno stendardo i quattro mummiformi Figli di Horo. Questa scena segue in sequenza logica il registro inferiore, che ha per tema la pesatura del cuore contro la piuma della dea Maat. In esso si vede la dea stante, con il suo attributo sulla testa, dinanzi al dio Thot a forma di babbuino che, seduto su una base a forma del segno geroglifico che sta per "verità", annota l'esito della pesatura. Dietro di lui è raffigurato lo svolgimento stesso della pesatura, a cui partecipa Penju, qui ancora mummiforme e non ancora uomo rinato come nel registro superiore. Al disotto di questi due registri centrali ne sono allestiti altri due, che indicano i nomi di quaranta dei giudici e la dichiarazione di innocenza di Penju. Venti colonne sono allestite seguendo tale schema; esse menzionano all'inizio i primi venti dei, poi al disotto contengono le relative e necessarie dichiarazioni di innocenza. Per la seconda metà con gli ultimi venti dei è stato usato lo stesso procedimento, solamente il registro inferiore è alleggerito da una maggiore rappresentazione figurativa, che mostra a sinistra Penju mummiforme in piedi dinanzi a una tavola d'offerta, mentre suo figlio maggiore in veste di sacerdote recita dinanzi a lui una formula d'offerta. La testa del coperchio è costituita dal volto modellato con una fisionomia delicata e dolce, incorniciato da un'ampia parrucca a matassa riccamente ornata, sulla cui zona frontale si trova il motivo del disco solare alato. All'interno dell'alveo è dipinto un pilastro-djed personificato con volto e braccia umane, posto sul segno geroglifico per "oro", e reggente nelle mani le insegne regali del pastorale e della frusta. La colorazione azzurra della pelle come pure le insegne regali fanno pensare al dio Osiride, del quale il pilastro-djed è considerato mitologicamente la colonna vertebrale. Sui lati esterni sono rappresentati diversi demoni con didascalie.
O sarcófago interior de Peniu é um dos mais impressionantes monumentos do Pelizaeus Museum, tanto devido às suas cores como so seu estado de conservação. A tampa do ataúde está decorada com um grande colar tendo em baixo vários registos com vinhetas e textos do "Livro dos Mortos". O registo superior está rematado com o hieróglifo para "céu" e um disco solar por cima. O registo contém a imagem do defunto a ser conduzido pelo deus ao local em que Osíris se encontra entronizado. Em frente a Osíris está uma mesa de oferendas com os quatro filhos mumiformes de Hórus. A cena logo abaixo é continuação da anterior porque mostra a pesagem do coração numa balança que tem num dos pratos a leve pluma da deusa Maet, símbolo da justiça e da ordem cósmica. A deusa está representada com uma mulher com uma pluma na cabeça, em frente ao deus Tot, como um babuíno, sentado num pedestal com a forma do hieróglifo maético para "verdadeiro". Tot está a tomar nota do resultado da pesagem, representada por trás dele. O póprio Peniu está presente com forma de múmia, enquanto que o registo inferior o mostra já renascido. Há mais dois registos abaixo destes, onde foram escritos os <!---->nomes de 42 juízes divinos, juntamente com declarações de inocência de Peniu. O primeiro registo tem vinte colunas de modo esquemático com as primeiras vinte divindades e as declarações correpondentes. A segunda série de vinte divindades segue o mesmo esquema, mas com uma representação adicional de Peniu em frente a uma mesa de oferendas. O filho de Peniu aparece aqui como sacerdote e pronuncia a fórmula mágica de oferendas por ele. O rosto do sarcófago tem feições suaves e delicadas, enquadradas por uma cabeleira grande tripartida. Um disco solar alado está colocado sobre a testa. O interior da caixa do sarcófago tem um pilar-djed pintado, personificado pela adição de um rosto e mãos humanas que seguram os ceptros reais hekat e nekhakha, estando o pilar colocado sobre o hieróglifo de "ouro". Os ceptros reais e a cor azul da pele indicam que é o deus Osíris aqui representado e cuja espinha dorsal era identificada com o pilar "djed". O exterior da caixa tem várias representações de seres do Além com legendas em hieróglifos.
El sarcófago de Pendyú pertenece por su color y su estado de conservación a los objetos más impresionantes del Pelizaeus - Museum. Sobre la tapa, debajo del collar coloreado, están inscritos en varios registros textos y representaciones del Libro de los Muertos. Debajo del cerradura del registro superior en forma del jeroglífico alargado que significa "cielo", aparece un disco solar alado. Debajo aparece el difunto presentado por el dios Horus a Osiris que ocupa el trono en un pabellón. Delante de Osiris, los cuatro Hijos de Horus se alzan sobre un estandarte. Esta escena sigue lógicamente la representada en el registro inferior donde se ve la escena de la psicostasia, en la que el corazón del difunto es pesado como contrapeso a la pluma de Maat, diosa de la justicia y del orden del mundo. La diosa con su atributo sobre la cabeza se sitúa delante de Thot en forma de babuino que se sienta sobre un pedestal con forma de signo jeroglífico, que significa: la justicia. Él anota el resultado del peso que ha tenido lugar detrás de él y al que Pendyú asiste momificado y no, como en el registro superior, como renacido. Los dos registros siguientes reproducen la confesión negativa anunciada por cuarenta jueces. El primer registro enumera los veinte primeros jueces y las confesiones negativas correspondientes, mientras que el segundo registro enumera los veinte últimos. Una escena de ofrendas a la momia de Pendyú, traidas, por su hijo mayor que hace el papel de sacerdote-sem, está incluida en el extremo derecho de este último registro. El rostro fino está envuelto en una larga peluca con un disco alado sobre la frente. En el interior de la caja está representado un pilar-dyed con cabeza humana y manos sujetando los signos de la realeza, sobre el signo del oro. El color azul de la piel y las insignias reales indican que se trata del dios Osiris. En la mitología, se consideraba el pilar dyed como el pilar dorsal de Osiris. Sobre las caras exteriores están representadas diferentes demonios con su inscripción correspondiente.
The inner coffin of Penju is one of the most impressive monuments in the Pelizaeus Museum, both because of its colours and its state of preservation. The coffin lid is decorated with a broad collar with beneath it several registers with vignettes and texts from the Book of the Dead. The upper register is closed with the oversized hieroglyph for "heaven" and a winged solar disk stands above it. The register contains an image of the deceased being led by the god Horus to a pavilion in which Osiris is enthroned. In front of Osiris is a stand carrying the four mummiform Sons of Horus. The scene below it follows naturally from the previous scene because it shows the weighing of the heart in a balance against the feather of the goddess Maat, the symbol of justice and cosmic order. The goddess is represented in the guise of a woman wearing the feather symbol on her head standing opposite the god Thoth as a baboon seated on a pedestal shaped as the hieroglyph for "true". Thoth is writing down the result of the weighing, which is represented behind him. Penju himself is present in the form of a mummy, whereas the register below shows him already in a reborn state. There are two further registers below these, in which the names of forty divine judges are written together with declarations of innocence by Penju. The first register has twenty columns filled in a schematic manner with the first twenty gods and the corresponding required declarations. The second series of twenty gods follows the same pattern, but now with an additional representation of Penju standing before an offering table. Penju's son acts here as a priest and pronounces the offering spell for him. The face of the coffin has soft and delicate features, framed by a large tripartite wig. A winged solar disk is placed on the forehead. The interior of the box of the coffin has a painting of a Djed-pillar which is personified by the addition of a human face and arms. Its hands hold the royal crook and flail, and the entire pillar is placed upon the hieroglyph for "gold". The royal sceptres and the blue skin-colour indicate that the god Osiris is depicted here, whose backbone was identified with the djed-pillar. The exterior of the box has several representations of demons with hieroglyphic legends.
Fundort
Herkunft
Material
Technik
Erhaltungszustand
Farben
Höhe
(cm)
Breite
(cm)
Länge
(cm)
Tiefe
(cm)
Durchmesser
(cm)
Gewicht
(grs)
Datierung
Datierung (Freier Text)
Daterierungskriterien
Götter
Könige
Personen
pA(-n?)-iw
Schrift
Sprache
Textgattun
Textinhalt
Beschriftungstechnik
Erhaltungszustand des Textes
Hieroglyphen
Umschrift
[1] Htp-dj-nswt n wsjr nTr-aA nb-AbDw dj=f apw bxnt (?) ra-nb Xnm XAt m Htp wsjr sAw n pr mnw nb-jpw pA<-n>-jw ms n sAw n pr mnw Hr Ast nb(t)-jpw Dd-xnsw-jw=f-anx mAa-xrw [2] Htp-dj-nswt ra-Hr-Axtj-jtmw nb-tAwj jwnw(j) dj=f Htpwt Htp DfAw snTr mnxt kAw Apdw [jxt] nb(t) nfr(t) wab(t) jx(t) nb(t) nDm(t) bnr(t) n kA wsjr sAw n pr mnw nb-jpw pA-n-jw mAa-xrw sA n Dd-xnsw-jw=f-anx mAa-xrw
Übersetzung
(1) Ein Opfer, das der König gibt für Osiris, Großer-Gott, Herr-von-Abydos, damit er gewähren möge das Durchschreiten der Tore (?) täglich (und) das Vereinigen mit dem Leichnam in Frieden - (für den) Osiris Verwalter (wörtlich : Wächter) des Tempels des (Gottes) Min, Herr-von-Ipu (= Achmim), Pa-(en-)iu (Penju), geboren dem Verwalter des Tempels des Min, des Horus (und) der Isis, Herrin-von-Ipu, (namens) Djed-Chons-iu-ef-anch, wahr-an-Stimme. (2) Ein Opfer, das der König gibt (für) Re-Harachte-Atum, Herr-der-Beiden-Länder, der-von-Heliopolis, damit er gewähren möge Totenopfer, Opfergaben (und) Opferspeisen, Weihrauch (und) Kleiderstoffe, Rindfleisch (und) Geflügel, alle schönen (und) reinen (Dinge), alle angenehmen (und) süßen Dinge - für den Ka des Osiris Verwalter (wörtlich : Wächter) des Tempels des Min, Herr-von-Ipu (= Achmim), Pa-en-iu, wahr-an-Stimme, Sohn des Djed-Chons-iu-ef-anch, wahr-an-Stimme.
Übersetzung:
D
E
F
G
I
P
S
A
Erwerb
Jahr des Erwerbs
Geschichte des objektes
Pelizaeus erwarb das Sargensemble PM 1902 im Auftrag des Roemer-Museums in Hildesheim; der Ankauf in Kairo erfolgte 1886 auf Vermittlung von Gaston Maspero und Emil Brugsch über das Ägyptische Museum. 1911 übergab das Roemer-Museum seine ganze Ägypten-Sammlung an das neu eröffnete Pelizaeus-Museum.
Damit in verbinding stehende objekte
Fotografische Referenzen
Bearbeiter des dokuments
Datum der ersten computerregistrierung
Datum der letzten Aktualisierung
Bibliographie
Roeder, G., Die Denkmäler des Pelizaeus-Museums zu Hildesheim, Hildesheim 1921, S. 97. Kayser, H., Die ägyptischen Altertümer im Roemer-Pelizaeus-Museum in Hildesheim, Hildesheim 1973, S. 101-102, Abb. 82-83. Eggebrecht, A. (Hrsg.), Suche nach Unsterblichkeit : Totenkult und Jenseitsglaube im Alten Ägypten, Hildesheim - Mainz 1990, Kat.-Nr. T 26. Eggebrecht, A. (Hrsg.), Pelizaeus-Museum Hildesheim : Die ägyptische Sammlung, Hildesheim - Mainz 1993, Abb. 75. Germer, R., Das Geheimnis der Mumien : Ewiges Leben am Nil, München; New York 1997, S. 69-70, Abb. 71. Seipel, W., u.a., Ägypten : Im Reich der Pharaonen; Auf der Suche nach Schönheit und Vollkommenheit, Leoben 2001, Kat.-Nr. 101-102.
Algemeiner Kommentar
In seltsamem Widerspruch zur hohen Qualität des Sarges und seiner Bemalung stehen die teilweise sehr fehlerhaften Inschriften auf Sargwanne und Sargdeckel. Abgesehen von Schreibfehlern sind es vor allem recht willkürlich zusammengesetzte und dadurch manchmal bis zur Unkenntlichkeit veränderte Zitate aus dem Totenbuch. Auf der Sargwanne sind z.B. zu den Dämonen, die die Unterweltstore bewachen, entsprechende Passagen aus Totenbuch-Kapitel 145 zu finden, die sich stellenweise einer Lesung und Übersetzung entziehen. Auf dem Sargdeckel wurden Zitate aus dem "Negativen Sündenbekenntnis" (Totenbuch-Kapitel 125) verwendet, sie gehören zu der Totengerichtsszene darüber. Auch hier sind die Zitate auseinander gerissen worden und passen dann manchmal nicht mehr richtig zusammen. Andererseits sind die Inschriften in einem guten klaren Duktus geschrieben, es liegt also durchaus noch Beherrschung von Schrift und Sprache vor. Man kann sich fragen, ob hier absichtlich "geheimnisvoll" gehandelt wurde, weil nicht jeder verstehen sollte, was zum Schutze des Verstorbenen allein auf dem Sarg aufgezeichnet worden war. Eine solche Tendenz gibt es in der Zeit nach dem Neuen Reich, sie führte nicht nur zu einer Blüte der Kryptographie, sondern gipfelte in der Beschränkung des Wissens um Schrift und Sprache auf eine kleine elitäre Schicht, die vor allem in den Diensten der Götter und der Tempel stand. Abgesehen von diesen wirklich verderbten Textpassagen sind andere Inschriften jedoch so formelhaft, dass sie relativ gut zu lesen und zu verstehen sind. Dazu zählen die Beischriften zu Szenen mit Götterreden und die Opferformeln auf den Seiten des Sargdeckels. Material: Es wurden drei Holzproben analysiert; danach besteht der Deckel aus Mediterraner Kiefer, die Wanne aus Sykomore mit Dübeln aus Tamariske. Für die Farben wurden unter anderem Auripigment und Ägyptisch Blau verwendet. Erhaltungszustand: Der Sarg ist sehr gut erhalten; er weist nur leichte Bestoßungen und stellenweises Verblassen der Farben auf. Bei einer modernen Restaurierung und Konservierung wurde festgestellt, dass einige Bemalungspartien rezent aufgefrischt und ergänzt wurden. Kommentar des Textes: Wegen der Schwierigkeiten, die die Inschriften des Sarges bieten (vgl. dazu im Kommentarfeld), wurde hier darauf verzichtet, alle Inschriften zu erfassen und zu übersetzen. Stattdessen werden hier nur die beiden Opferformeln auf den Seitenpartien des Sargdeckels wiedergegeben, denn sie enthalten Angaben zum Sargbesitzer und seiner Herkunft. Die beiden Texte bestehen jeweils aus einer senkrechten Zeile; Inschrift [1] befindet sich auf dem rechten Seitenrand, Inschrift [2] auf dem linken Seitenrand des Deckels.
Abbildungen
Attachments